Herken de vroege signalen van dementie

Herken de vroege signalen van dementie
Dementie is soms lastig te herkennen. Uit onzekerheid geven veel mensen met beginnende dementie niet toe aan hun vergeetachtigheid en veranderingen in hun emoties en gedrag. In het praktijkproject Academische Werkplaats Dementie hebben we vroege signalen van dementie verzameld, zodat jij dementie makkelijker kunt herkennen. 

Waarom is het herkennen van signalen belangrijk?

Een vroege diagnose is belangrijk, want het vergroot de kans dat je cliënt ermee leert omgaan. Soms kunnen medicijnen het ziekteproces nog vertragen en jij kunt passende zorg en begeleiding bieden. De diagnose dementie is voor veel mensen een grote emotionele belasting. Als je er open over praat met je cliënt en de mantelzorger, verminder je hun angst en onzekerheid.

 

Hoe moet je de signalen beoordelen?

Als jouw cliënt 2 of meer van de onderstaande symptomen vertoont, kan dit betekenen dat hij of zij een vorm van dementie heeft, zoals Alzheimer. Overleg in dit geval met je team of met de huisarts. Trek geen overhaaste conclusies, want koorts kan bijvoorbeeld vergelijkbare symptomen veroorzaken.

 

Overzicht vroege signalen van dementie

Hieronder vind je vroege signalen van dementie op een rij. 

 

Geheugen

Je cliënt: 

  • heeft moeite met leren;
  • onthoudt geen nieuwe informatie;
  • vergeet afspraken;
  • vergeet recente gesprekken en gebeurtenissen;
  • is vaak dingen kwijt;
  • valt in herhaling.

 

Taal

Je cliënt:

  • komt niet op woorden;
  • kan moeilijk op namen komen;
  • heeft moeite zich uit te drukken en een gesprek te volgen;
  • heeft een kleinere woordenschat;
  • vergist zich in de uitspraak van woorden.

 

Ruimtelijk inzicht

Je cliënt:

  • heeft moeite de weg te vinden;
  • heeft problemen met autorijden;
  • is gedesoriënteerd in een nieuwe omgeving.

 

Complexe handelingen

Je cliënt:

  • heeft moeite met ingewikkelde taken, zoals een verjaardagsvisite organiseren en financiën afhandelen;
  • heeft moeite met handelen in nieuwe situaties;
  • lijdt aan overzichtsverlies;
  • vertoont apraxie (onhandigheid bij het uitvoeren van praktische handelingen).

 

Oordeelsvermogen

Je cliënt:

  • begrijpt dingen minder goed;
  • kan situaties minder goed beoordelen;
  • kan zich minder goed aanpassen;
  • heeft een gestoord tijdsbesef.

 

Denkinhoud en perceptie (waarneming)

Je cliënt:

  • is achterdochtig;
  • herkent sommige plekken of zaken niet meer;
  • heeft last van hallucinaties en wanen.

 

Stemming

Je cliënt:

  • is emotioneel labiel;
  • heeft last van depressie en angst.

 

Gedrag

Je cliënt:

  • is onzeker;
  • gedraagt zich afhankelijk;
  • neemt geen initiatieven meer;
  • is passief en traag;
  • verliest interesse;
  • is prikkelbaar;
  • is rigide;
  • is egocentrisch;
  • vertoont façadegedrag (probeert geheugenproblemen te verbergen);
  • is onhandig en slordig;
  • vertoont sociaal minder aangepast gedrag;
  • vult gaten in het geheugen op met verzinsels (dat noemen ze ook wel confabuleren);
  • verandert van uiterlijk en verwaarloost zichzelf;
  • vertoont een verandering in eetlust en slaappatroon.

 

Meer lezen?

Deel met een collega