Verhalenonderzoek: Ervaringen met de wetgeving en financiering ouderenzorg

Verhalenonderzoek: Ervaringen met de wetgeving en financiering ouderenzorg
Wijkverpleegkundigen zijn voor het organiseren en de financiering van de zorg voor hun (veelal oudere) cliënten aangewezen op drie belangrijke zorgwetten: de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dit leidt nog weleens tot vragen of dilemma’s. Want welke zorg hoort bij welke wet? Welke knelpunten komen ze tegen? En hoe gaan ze ermee om? We vroegen het aan wijkverpleegkundigen. 

 

Drie wetten in de ouderenzorg

In 2015 is de financiering van de langdurige ouderenzorg drastisch gewijzigd. Er kwamen verschillende geldpotjes voor de zorg en ondersteuning. Het gaat in de ouderenzorg dan over de drie wetten waaruit de zorg wordt gefinancierd. Wijkverpleegkundigen moeten weloverwogen keuzes maken voor hun cliënt en dan kiezen uit de volgende opties:

  • Zorgverzekeringswet (Zvw)
  • Wet langdurige zorg (Wlz)
  • Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Om erachter te komen wat zorgprofessionals hier lastig aan vinden en hoe we hen kunnen ondersteunen, hebben we in 2017 verhalenonderzoek gedaan. 

 

Ervaringen uit de dagelijkse praktijk

We vroegen zes wijkverpleegkundigen naar hun concrete ervaringen en de dagelijkse praktijk rondom het werken met deze nieuwe wetten. Wat motiveert en frustreert zorgverleners? Wat werkt goed? Waar lopen zij tegenaan? Wanneer levert de wetgeving problemen op? 

De thema’s die in het onderzoek naar voren kwamen, zijn: 

1. Schotten tussen wetten

2. Overlap tussen de Zvw en de Wlz

3. Overlap tussen de Zvw en de Wmo (waaronder voeding)

4. Onduidelijkheid over dementiezorg/casemanagement

5. Verschillen tussen Wlz en Zvw bij palliatieve zorg

6. Administratieve druk van zorgverleners

 

1. Schotten tussen wetten

Zorgverleners hebben vaak cliënten die uit verschillende wetten zorg gefinancierd krijgen. Zij ervaren dat niet alleen als lastig, maar ook als inefficiënt. De verschillende wetten geven ook veel onduidelijkheid: wat valt nou onder welke wet? Daarnaast wordt de Wmo door de gemeente uitgevoerd, en zijn er verschillen tussen gemeentes in de toepassing van de wet. Ook bepalen verschillende instanties per wet hoeveel zorg of ondersteuning een cliënt krijgt: 

  • Zvw: wijkverpleegkundige.
  • Wlz: CIZ.
  • Wmo: verschilt per gemeente.

Indicatiestelling via de gemeente of CIZ kan soms lang duren, waardoor het soms niet meer nodig is, zoals bij de zorg voor een terminale cliënt. Zorgverleners moeten dan (te) lang improviseren om de cliënt te kunnen verzorgen. Vaak wordt dan een reden gezocht om de zorg toch onder de Zvw te laten vallen. 

Verder beschouwt de gemeente de Wlz als een ‘voorliggende voorziening’. Dat betekent dat de gemeente een Wmo-aanvraag niet in behandeling hoeft te nemen als de benodigde zorg te intensief is. In dat geval kan de cliënt aanspraak kan maken op de Wlz. In deze situatie kan de gemeente de ondersteuning ook nog stopzetten. 

 

2. Overlap Zvw en Wlz

Vier zaken springen eruit bij de overlap tussen de Zvw en de Wlz:

  • Overgang van Zvw naar Wlz.
  • Het urenplafond in de Wlz.
  • De eigen bijdrage in de Wlz.
  • Eenmaal Wlz, altijd Wlz.

Zorgverleners worstelen met de overgang van de zorg van een cliënt van de Zvw naar Wlz: wanneer moet dat precies? Het uitgangspunt is dat de Wlz geldt als een cliënt 24-uurstoezicht nodig heeft. Maar de zwaarte van de zorg en het aantal uren zorg dat nodig is, spelen ook een rol. Daarnaast zijn de eigen bijdrage en het urenplafond binnen de Wlz ook bepalend bij het al dan niet aanvragen van een Wlz-indicatie. Dit leggen we hierna even uit.

Het urenplafond in de Wlz betekent dat als cliënten overgaan van de Zvw naar de Wlz zij minder uren zorg toebedeeld kunnen krijgen vanuit hun zorgzwaartepakket dan dat ze vanuit de Zvw gewend waren. Dit noemen we ook wel ‘zorgval’. Om deze zorgval te compenseren, zijn er wel allerlei extra regelingen, zoals toeslagen of de regeling Meerkosten of Extra Kosten Thuis.

Een groot verschil tussen de Zvw en de Wlz is dat cliënten in de Wlz een eigen bijdrage moeten betalen. Dit kan een reden zijn voor cliënten om geen indicatie voor de Wlz aan te vragen, terwijl ze dit op basis van de zorgbehoefte wel zouden moeten doen. Deze terughoudendheid is er bij familie en zorgverleners. Het voelt oneerlijk als de overstap naar de Wlz voor de cliënt veel meer kosten met zich meebrengt. Toch is dit wel de juiste stap als de cliënt een zorgbehoefte heeft die onder de Wlz valt.

Als iemand eenmaal een Wlz-indicatie heeft, houdt hij of zij die indicatie. De zwaarte van het zorgpakket kan nog wel veranderen. 

 

3. Overlap Zvw en Wmo

Veel onduidelijkheid is er bij zorgverleners over het thema voeding: wie maakt het klaar, wie mag aangeven en wie mag de cliënt ondersteunen bij het eten? En vooral: wie is waarvoor verantwoordelijk?

De zorg wordt betaald vanuit de Wmo als de cliënt hulp nodig heeft bij het eten om zo zelfstandig te blijven wonen, als de gebruikelijke hulp, zoals mantelzorg, niet voldoende is. De Zvw komt in beeld bij meer complexe situaties, bijvoorbeeld als de cliënt hulp nodig heeft om het eten in de mond te brengen of als er een hoog risico is op verslikken.

Ook wordt rond dit thema vaak over de inefficiëntie gesproken: meerdere zorgverleners moeten bij de cliënt langskomen om meerdere handelingen te doen, terwijl de verpleegkundige of verzorgende er toch is. 

 

4. Dementiezorg/casemanagement

Er lijkt nog veel onduidelijkheid te zijn rond de inzet van casemanagement dementie. Zorgverleners weten niet altijd dat dit onder de aanspraak wijkverpleging valt ( en dus de Zvw).

 

5. Palliatieve zorg

Zorgverleners merken een groot verschil tussen de Wlz en de Zvw als het over palliatieve zorg gaat: het is bij de Zvw duidelijk wat er aan zorg ingezet kan worden en zorgverleners kunnen dat zelf regelen. Bij de Wlz hebben ze juist te maken met het urenplafond en met de indicatiestelling die door het CIZ gedaan wordt.

 

6. Administratieve druk

Zorgverleners willen zorg leveren die een cliënt nodig heeft, maar voelen zich erg beperkt door de druk die er ligt op de financiering van de zorg en de verantwoording daarvan. Sommige problemen lijken te maken te hebben met wat weleens de ‘ondertussenheid’ wordt genoemd: de financiering van wijkverpleging is nog niet aangepast aan de nieuwe situatie binnen de Zvw, waardoor de focus op productie belangrijk blijft. Ook kost het regelen van de noodzakelijke zorg veel tijd, door de verschillen en onduidelijkheid in financiering van zorg.

 

Informatieve webpagina’s en e-learning

Op basis van het verhalenonderzoek hebben we met financiële steun van ZonMw informatieve webpagina’s geschreven, filmpjes gemaakt en een e-learningmodule ontwikkeld. Je vindt deze informatie op onze projectpagina Wetgeving en financiering van de langdurige zorg.

Deel met een collega