Wetgeving en financiering van de langdurige zorg

De overheid heeft vanaf 2015 het stelsel van wetten en financiering in de langdurige ouderenzorg drastisch gewijzigd. Deze hervormingen in de zorg zijn gebaseerd op het wegvallen van de (oude) AWBZ en het daarmee in bedrijf komen van de Wet Langdurige Zorg (WLZ), de Zorgverzekeringswet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Wil je als professional in de thuiszorg de beste (en juiste) zorg voor jouw cliënten indiceren en organiseren dan is een goede kennis van deze wetten onontbeerlijk. Kennis voor jou zelf als professional bij het nemen van juiste besluiten rondom de inzet en organisatie van zorg, maar ook kennis om te delen met cliënten en hun naasten, zodat zij jouw besluiten zullen begrijpen en accepteren/opvolgen.

Project

Informatie bij dit project

Partners: LOCOmotion, ZonMw
Deelname: Ja, nog mogelijk

Deel met een collega

Informatie

Over het project

VKI doet regelmatig onderzoek onder zorgprofessionals om te horen wat er leeft en met welke puzzels zij te maken hebben. Veel van hen benoemen dan de complexe wet en regelgeving die het inzetten van zorg en ondersteuning voor thuiswonende cliënten soms bemoeilijkt. Vragen van zorgverleners gaan voornamelijk over de reikwijdte van deze wetten, de grensgebieden tussen deze wetten onderling en de mate waarin de cliënt zelf mag meebeslissen over zijn indicatiestelling.

Het is soms lastig om cliënten te motiveren om de overstap te maken naar de Wet Langdurige Zorg. De zorg lijkt soms minder op maat en de cliënt ziet op tegen het betalen van een eigen bijdrage. Het is mijn taak de juiste voorlichting te geven (de WLZ heeft ook voordelen!) en de overstap naar een andere wet op een goede manier te begeleiden.

Voor een kort overzicht van de resultaten van het verhalenonderzoek onder zorgverleners, klik hier. Om zorgverleners te helpen antwoorden te vinden op deze vragen heeft VKI  in samenwerking met Bureau LOCOmotion, een (Fre)e-learning module en een website ontwikkeld, die de kennis en keuzes over de wetgeving op een eenvoudige wijze ontsluiten. Voor dit traject is door ZonMw subsidie beschikbaar gesteld. Je bent nu op de website, waar je informatie en doorlinks kunt vinden over deze wetten.

Dit project benoemd de volgende onderwerpen

De informatie op deze pagina is grotendeels gebaseerd op het onderzoek dat VKI heeft uitgevoerd onder zorgverleners en experts, informatie van de rijksoverheid, het Zorginstituut Nederland, www.regelhulp.nl en VWS, www.informatielangdurigezorg.nl. Verder is gebruik gemaakt van informatie van het CAK, het CIZ, de SVB, Actiz, V&VN en zorgverzekeraars/zorgkantoren.

De informatie op deze website is volledig herzien in januari 2021.

conferentie-positieve-gezondheid-3823

Wetten in de langdurige zorg en ondersteuning

Een vijftal wetten

De hervormingen in de langdurige zorg en ondersteuning zijn sinds 2015 in een vijftal wetten vastgelegd. Drie van deze wetten (Wet Langdurige Zorg, Zorgverzekeringswet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) zullen we op deze website verder behandelen. Waarom zijn deze hervormingen (wijzigingen) in het zorgstelsel nu nodig? In de komende decennia zal de vergrijzing van onze bevolking fors toenemen. Steeds meer mensen leven langer en worden dus ouder, maar gaan ook meer mankeren, waardoor een groter beroep gedaan zal worden op (professionele) zorg en ondersteuning. De invoering van deze ‘nieuwe’ wetten heeft nu juist tot doel om de ouderenzorg op lange termijn toegankelijk en betaalbaar te houden. Basis aan de hervormingen in de langdurige zorg ligt de Triple Aim gedachte:

  • Betere kwaliteit van ondersteuning en zorg;
  • Meer voor elkaar zorgen;
  • Financiële houdbaarheid van de langdurige zorg.

Daarnaast zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd die een belangrijke rol spelen bij het indiceren en organiseren van de zorg en ondersteuning.

  1. Uitgegaan wordt van wat mensen (nog) wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen. Kwaliteit van leven (welbevinden) staat voorop;
  2. Als ondersteuning nodig is, wordt allereerst gekeken naar het eigen, sociale netwerk en de financiële mogelijkheden van betrokkenen en wordt de hulp dichtbij georganiseerd;
  3. Voor wie – ook met steun van de omgeving – niet (meer) zelfredzaam kan zijn, is er altijd (op participatie gerichte) ondersteuning en/of passende zorg;
  4. De meest kwetsbare mensen krijgen recht op passende zorg in een beschermende, intramurale omgeving vanuit de nieuwe Wet Langdurige Zorg.

Voordat we je meer uitleggen over de drie wetten waarmee je als zorgprofessional in de thuiszorg te maken hebt, starten we met de keuze voor een juiste wet. De aard van de behoefte aan zorg en ondersteuning bepaalt vanuit welke wet de zorg of ondersteuning voor jouw cliënt georganiseerd en gefinancierd gaat worden.

  • is er sprake van chronische intensieve zorg en de noodzaak tot 24 uurs toezicht of zorg in de directe nabijheid, dan wordt dit georganiseerd vanuit de WLZ;
  • is er sprake van een behoefte aan ondersteuning en / of begeleiding bij activiteiten in het dagelijks leven, dan wordt dit georganiseerd vanuit de WMO. Denk daarbij aan praktische vaardigheden (bijvoorbeeld regelen van geldzaken) en sociale redzaamheid (bijvoorbeeld onderhouden van sociale contacten);
  • is er sprake van verpleging en / of verzorging thuis, waarbij een relatie (of een risico op) is met een geneeskundige context, dan wordt dit georganiseerd vanuit de Zorgverzekeringswet.

De wetten zijn opvolgend aan elkaar, waarbij de WLZ altijd voorliggend is. Pas wanneer WLZ en WMO, beide niet passend zijn voor de zorgbehoefte van jouw cliënt, maak je de keuze voor zorg vanuit de Zorgverzekeringswet.  In het linker menu kun je de wet kiezen waar je meer over wilt weten. Of ga eerst naar de E-learningmodule en test je kennis!

De informatie op deze pagina is grotendeels gebaseerd op het onderzoek dat VKI heeft uitgevoerd onder zorgverleners en experts, informatie van de rijksoverheid, het Zorginstituut Nederland, www.regelhulp.nl en VWS, www.informatielangdurigezorg.nl. Verder is gebruik gemaakt van informatie van het CAK, het CIZ, de SVB, Actiz, V&VN en zorgverzekeraars/zorgkantoren.

De informatie op deze website is volledig herzien in januari 2021.

ouderen

Zorgverzekeringswet

Algemene informatie

Iedereen die in Nederland woont of werkt, is wettelijk verplicht een basisverzekering te hebben. Deze basisverzekering dekt de standaardzorg van bijvoorbeeld huisarts, ziekenhuis of apotheek. Daarnaast kan iedereen zich (vrijwillig) aanvullend verzekeren voor kosten die het basispakket niet vergoedt. Verpleging en verzorging thuis is onderdeel van het basispakket van de zorgverzekering. Dit heet ‘de aanspraak wijkverpleging’. Er geldt geen eigen risico voor de cliënt. De Zvw wordt uitgevoerd door de zorgverzekeraar.

Meer informatie over de Zorgverzekeringswet

Aanspraak wijkverpleging/indicatiestelling

De indicatie voor zorg voor je cliënt uit de aanspraak wijkverpleging wordt gesteld door de wijkverpleegkundige. Een wijkverpleegkundige is een HBO of master opgeleide verpleegkundige zijn. Veel wijkverpleegkundigen volgen nog een aanvullende scholing om goed te leren indiceren. Wat staat er in de aanspraak wijkverpleging?

De aanspraak wijkverpleging is bedoeld voor cliënten die behoefte hebben aan verpleging en verzorging zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, waarbij die zorg verband houdt met de behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop heeft én deze zorg niet gepaard gaat met verblijf in een instelling.

In het expertisegebied wijkverpleegkundige wordt heel overzichtelijk beschreven welke zorg wijkverpleegkundigen (en hun collega’s) nu plegen te bieden. Voor wijkverpleging is er geen verwijzing van de huisarts nodig. De wijkverpleegkundige bekijkt samen met de cliënt - en eventuele mantelzorg - welke zorg noodzakelijk is (indicatiestelling). De wijkverpleegkundige bespreekt met de cliënt wat hij zelf nog kan, wat de mantelzorg kan en welke professionele verpleging en verzorging nodig is.

Die professionele zorg wordt dan door het team wijkverpleging gegeven. Dat team bestaat uit één of meerdere wijkverpleegkundigen, verpleegkundigen en verzorgenden. De zorgverzekeraar vergoedt deze zorg uit de Zvw. Als de zorgbehoefte wijzigt, doet de wijkverpleegkundige een herindicatie en past ze de zorgafspraken en het zorgplan aan. Onder wijkverpleging valt verpleging en verzorging die de cliënt thuis krijgt. Bijvoorbeeld hulp bij aankleden, douchen, naar het toilet gaan of wondverzorging.

Maar ook het coördineren van zorg, coaching bij zelfmanagement en individuele, zorggerelateerde preventie. De wijkverpleegkundige is in eerste instantie een zorgverlener en geeft zorg of regelt dat zorg door het team wijkverpleging gegeven wordt. Bijvoorbeeld medicijnen klaarzetten en toedienen. Daarnaast bekijkt de wijkverpleegkundige welke andere ondersteuning nodig is op het gebied van welzijn en wonen en helpt de cliënt en mantelzorg om deze ondersteuning te krijgen, bijvoorbeeld vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Het indiceren en het zorgplan

Om tot een juist indicatiebesluit te komen, doorloopt de wijkverpleegkundige de stappen van het verpleegkundig proces. Een goede indicatiestelling omvat een zorgplan waarin de volgende zaken zijn opgenomen: een (brede) anamnese, een vaststelling en onderbouwing van verpleegkundige diagnoses of problemen, resultaten of Smart doelen die aangeven waar naartoe wordt gewerkt en een beschrijving van de daarvoor benodigde activiteiten. Daarbij wordt inzichtelijk gemaakt, welke activiteiten de cliënt zelf of zijn netwerk oppakt, van welke hulpmiddelen gebruik wordt gemaakt en welke professionele zorg wordt ingezet.

Om de uitgangspunten van het indicatieproces te borgen, heeft de beroepsgroep in 2014 'Normen voor indiceren en organiseren van verpleging en verzorging in de eigen omgeving' vastgesteld. Het Normenkader is de beroepsnorm en beschrijft zes normen waaraan de wijkverpleegkundige moet voldoen om te mogen indiceren. Dit houdt tevens in dat de wijkverpleegkundige die indiceert zich committeert aan het Normenkader. De normen dragen bij aan een objectief, onbevooroordeeld en onafhankelijk indicatieproces.

  • Indiceren en organiseren van zorg vindt plaats op basis van professionele autonomie.
  • Indiceren en organiseren van zorg wordt gedaan door een bachelor- of masteropgeleide verpleegkundige.
  • Indiceren en organiseren van zorg is gericht op versterken van eigen regie en zelfredzaamheid van cliënten en het cliëntsysteem.
  • Besluitvorming rond indiceren en organiseren van zorg vindt plaats op basis van het verpleegkundig proces. De methode die verpleegkundigen daarbij hanteren is het klinisch redeneren.
  • De verslaglegging voldoet aan de V&VN-richtlijn voor verslaglegging (samenvattingskaart).
  • De verpleegkundige overdracht voldoet aan de V&VN-standaard voor de overdracht van zorg.

Voor meer informatie over indiceren kun je de volgende documenten raadplegen:

Eerstelijnsverblijf

Onder de Zvw valt ook het eerstelijnsverblijf. Het kortdurend eerstelijnsverblijf (ELV) is er voor de behandeling, zorg en opvang van cliënten die vanwege medische redenen tijdelijk niet thuis kunnen wonen.  Bijvoorbeeld omdat de cliënt herstelt van een behandeling in het ziekenhuis, of omdat hij/zij tijdelijk extra zorg nodig heeft vanwege ziekte of het uitvallen van de mantelzorg. Eerstelijnsverblijf is altijd gericht op herstel en terugkeer naar de thuissituatie en vormt hiermee een belangrijke voorziening om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen.

Binnen ELV zijn er drie varianten: laagcomplex, hoogcomplex en de mogelijkheid tot palliatieve zorg.  De zorg die binnen de ELV instelling wordt geleverd valt onder verantwoordelijk van de instelling zelf. De huisarts is medisch eindverantwoordelijk bij patiënten met een laag complexe indicatie. Bij mensen met een hoog complexe indicatie ligt de medische eindverantwoordelijkheid bij de specialist ouderengeneeskunde van de instelling.

Meer informatie over ELV:

Pgb en Zvw

Wil een cliënt meer regie op zijn zorgverlening en zelf bepalen wie hem of haar verzorgt? Dan kan een persoonsgebonden budget (Pgb) een oplossing zijn. Dit is een budget (lees: geld) waarmee de cliënt zijn eigen zorg kan regelen en inkopen. Net als bij een ‘gewone’ indicatiestelling stelt de wijkverpleegkundige de indicatie. Samen met een budgetplan en een schriftelijke motivatie dient de cliënt (of een door hem aangewezen vertegenwoordiger) vervolgens bij de zorgverzekeraar een aanvraag voor een persoonsgebonden budget aan.  Het is ook mogelijk om een indicatie voor wijkverpleging deels als zorg in natura (ZIN) uit te laten keren en deels in de vorm van een persoonsgebonden budget. Komt iedereen in aanmerking voor een PGB? Nee dat is niet zo.

  • De cliënt dient langdurig aangewezen te zijn op verpleging en verzorging (langer dan één jaar) met uitzondering van palliatieve terminale zorg.
  • De budgethouder (cliënt of wettelijk vertegenwoordiger) moet op eigen kracht taken en verplichtingen t.a.v. het budgethouderschap kunnen uitvoeren
  • De budgethouder moet op eigen kracht weloverwogen keuzes kunnen maken
  • De budgethouder moet de zorgaanbieders zo aan kunnen sturen en hun werkzaamheden zo kunnen afstemmen dat er sprake is van verantwoorde zorg

Wil je meer weten over een PGB? Kijk dan eens op de website van SVB, Per Saldo, of die van de verschillende zorgverzekeraars.

Links voor meer informatie over PGB en Zvw

PGB

De informatie op deze pagina is grotendeels gebaseerd op het onderzoek dat VKI heeft uitgevoerd onder zorgverleners en experts, informatie van de rijksoverheid, het Zorginstituut Nederland, www.regelhulp.nl en VWS, www.informatielangdurigezorg.nl. Verder is gebruik gemaakt van informatie van het CAK, het CIZ, de SVB, Actiz, V&VN en zorgverzekeraars/zorgkantoren.

De informatie op deze website is volledig herzien in januari 2021.

teamleren-2

Wet maatschappelijke ondersteuning

Algemene informatie

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat ouderen, mensen met een beperking, psychische problemen of psychosociale problemen ondersteuning kunnen krijgen, zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en mee kunnen blijven doen in de maatschappij. Zij krijgen bijvoorbeeld huishoudelijke hulp of een rolstoel.

Gemeenten voeren de Wmo uit. Zij bepalen zelf op welke manier ze dat doen. Iedereen die ondersteuning nodig heeft kan een beroep doen op de gemeente. Het uitgangspunt van de Wmo is zelfvoorziening. Wat kan iemand zelf nog doen? Wat kunnen buren, vrienden of familie doen? En waar heeft iemand hulp bij nodig? Hoeveel? Gemeenten hebben ‘compensatieplicht’: zij moeten ervoor zorgen dat hun burgers gecompenseerd worden voor de functies waarin zij niet meer zelf kunnen voorzien.

De gemeente biedt daartoe algemene voorzieningen (bijvoorbeeld een koffieochtend in een buurthuis) en maatwerkvoorzieningen (specifiek voor de cliënt) aan. Het aanbieden van maatwerkvoorzieningen houdt in dat de gemeente na onderzoek diensten, hulpmiddelen of aanpassingen aan de woning vergoedt. Vaak moeten cliënten wel een eigen bijdrage betalen als zij hulp of voorzieningen uit de Wmo krijgen. Voor 2020 is deze bijdrage vastgesteld op een maximum tarief van 19 euro per maand. Dit zogenaamde abonnementstarief geldt voor alle maatwerkvoorzieningen en de algemene voorzieningen waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie. Het tarief geldt voor iedereen ongeacht inkomen, vermogen of gebruik. Er zijn enkele uitzonderingen:

  • mensen die nog niet de AOW leeftijd hebben bereikt en een huishouden voeren met minstens één andere persoon hoeven geen abonnementstarief te betalen
  • mensen die beschermd wonen (en verblijven in een zorginstelling) betalen een hoger tarief
  • gemeenten kunnen een lager tarief (dan het maximum bedrag van 19 euro) hanteren voor mensen met een minimuminkomen
  • voor mensen met een partner die zorgt ontvangt vanuit de WLZ (en dus ook een bijdrage voor WLZ betaalt) geldt een apart tarief. het CAK bepaalt dit.
  • voor algemene voorzieningen zonder duurzame hulpverleningsrelatie mag de gemeente een aparte bijdrage stellen.

Meer informatie over de Wmo

Indicatiestelling in de Wmo

Mensen krijgen niet zomaar huishoudelijke hulp, hulpmiddelen of woningaanpassingen (maatwerkvoorziening). Mensen kunnen daarvoor aankloppen bij het WMO loket of het sociale wijkteam van de gemeente. De gemeente doet na een aanvraag onderzoek naar de persoonlijke situatie van mensen. In een zogenaamd ‘keukentafelgesprek’ wordt besproken waar iemand behoefte aan heeft, welke rol het eigen netwerk kan spelen en welke professionele zorg nodig is. Ook wordt bekeken of er aanspraak gemaakt kan worden op andere wetten en voorzieningen.

Denk aan de zorgverzekeringswet, de participatiewet of de Jeugdwet. De gemeente besluit uiteindelijk waar ze professionele zorgverleners voor willen en kunnen inzetten. De indicatie wordt in dit geval dus gesteld door de gemeente. Met deze indicatiestelling wordt een ondersteuningsplan opgesteld, waarin de te bereiken doelen worden beschreven. Dit geeft de cliënt en zijn hulpverleners richting aan wat bereikt dient te gaan worden en op welke wijze dit bereikt kan worden.

Meer informatie over het keukentafelgesprek

Welke ondersteuning valt onder de Wmo?

De gemeente biedt ondersteuning aan om mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen én te laten meedoen met de maatschappij. Soms kan dat door algemene voorzieningen te treffen, maar vaak zijn voorzieningen nodig die specifiek voor een cliënt zijn, de zogenoemde maatwerkvoorzieningen. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn:

  • boodschappendienst
  • advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling
  • een ontmoetingsruimte voor mensen die eenzaam zijn
  • maaltijdverzorging
  • maatschappelijke opvang
  • hulp aan buurthuizen en verenigingen

Voorbeelden van maatwerkvoorzieningen zijn:

  • vervoersvoorziening
  • vervoer in de regio
  • individuele begeleiding
  • beschermde woonplek
  • dagbesteding op maat
  • aanpassingen aan de woning (traplift, e.d.)
  • een rolstoel (bij langdurig gebruik)
  • respijtzorg
  • mantelzorgondersteuning
  • huishoudelijke hulp
  • maatschappelijke opvang

Meer in formatie over de WMO: Meer informatie over ondersteuning uit de WMO

Samenwerking wijkverpleegkundige en de gemeente

Omdat de Wmo door de gemeente wordt uitgevoerd kunnen er verschillen optreden in de uitvoering van ondersteuning door gemeenten.  Als wijkverpleegkundige is het verstandig om te investeren in de samenwerking met de gemeente en je te informeren hoe de Wmo in jouw gemeente(s) uitgevoerd wordt. In de praktijk betekent dit dat je contacten onderhoudt met de WMO adviseur en dat je overlegt of participeert in het sociale wijkteam. Voor een goede samenhang in de zorg en ondersteuning aan jouw cliënt is samenwerking tussen het sociale - en het zorgdomein essentieel.

Persoonsgebonden Budget (pgb)

Als een cliënt hulp nodig heeft bij dagelijkse activiteiten of bijvoorbeeld zijn huis aan wil passen, kan hij daarvoor ook een pgb aanvragen bij de gemeente. De volgende diensten en hulpmiddelen komen daar onder andere voor in aanmerking:

  • huishoudelijke hulp
  • begeleiding in het dagelijks leven
  • dagbesteding of logeeropvang
  • aanpassing van de woning
  • rolstoel of scootmobiel.

De gemeente kan onder voorwaarden een pgb afgeven. Met het budget kan de cliënt zelf de ondersteuning kiezen of inhuren. Uitbetaling van diensten of hulpmiddelen vindt plaats via de SVB (Sociale Verzekeringsbank). Bij het maken van de keuze voor een PGB kan de cliënt ondersteuning krijgen van een onafhankelijk cliëntondersteuner. Deze ondersteuning wordt vanuit de gemeente gratis aangeboden. Een cliënt kan ook zelf onderzoeken of hij voldoende in staat is om een PGB te beheren. daarvoor zijn verschillende hulpmiddelen ontwikkeld:

  1. Tien punten voor PGB vaardigheden 
  2. Handreiking minimale PGB vaardigheden

Belangrijke voorwaarden die de gemeente hanteert bij een pgb in de WMO:

  • mensen moeten duidelijk kunnen aangeven waarom zij een pgb willen; de gemeente kijkt vervolgens of een pgb bij hen past
  • de gemeente beoordeelt de kwaliteit van de diensten en hulpmiddelen die mensen inkopen
  • de gemeente toetst of het pgb op een juiste manier wordt ingezet. Bijvoorbeeld niet voor het betalen van mantelzorg.

Ook bij ondersteuning vanuit een pgb geldt een eigen bijdrage van de cliënt.

Links voor meer informatie over de Wmo

Meer informatie over pgb en Wmo

De informatie op deze pagina is grotendeels gebaseerd op het onderzoek dat VKI heeft uitgevoerd onder zorgverleners en experts, informatie van de rijksoverheid, het Zorginstituut Nederland, www.regelhulp.nl en VWS, www.informatielangdurigezorg.nl. Verder is gebruik gemaakt van informatie van het CAK, het CIZ, de SVB, Actiz, V&VN en zorgverzekeraars/zorgkantoren.

De informatie op deze website is volledig herzien in januari 2021.

verzorgend-leiderschap-3

Wet langdurige zorg

Algemene informatie

De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt chronische veelal intensieve zorg voor kwetsbare ouderen, mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap en mensen met een psychische of psychogeriatrische aandoening. Deze zorg kan in een instelling of thuis gegeven worden. De Wlz wordt uitgevoerd door het Zorgkantoor. Overzicht van zorg die kan worden ingezet vanuit de Wlz:

  • Verblijf in een zorginstelling, of waar mogelijk intensieve zorg thuis.
  • Begeleiding, verzorging en verpleging.
  • Medische zorg en / of (paramedische) behandeling in verband met ziekte, beperking of stoornis. Bijvoorbeeld behandeling van een aandoening of een beperking.
  • Dagbesteding
  • Vervoer naar de plek van begeleiding, verzorging of behandeling.
  • Hulpmiddelen.
  • Huishoudelijke hulp (soms).

CIZ als indicatie orgaan

Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) beoordeelt of iemand in aanmerking komt voor zorg vanuit de Wlz. Voorwaarde is dat een cliënt is aangewezen op chronische zorg, waarvoor 24 uur zorg en / of toezicht in directe nabijheid nodig is. Tevens beoordeelt het CIZ welk zorgprofiel het best passend is bij de aandoening (grondslag) en behoeftes van een cliënt. In het zorgprofiel staat welke zorg de cliënt nodig heeft en om hoeveel uur het gaat.

Een indicatie voor de Wlz wordt levenslang afgegeven; er hoeft dus geen tussentijdse herindicatie plaats te vinden. Cliënten en hun mantelzorgers kunnen wel een herindicatie aanvragen als ze de indruk hebben dat de zorgvraag is veranderd. Dan wordt echter niet de toegang tot de Wlz heroverwogen, alleen het zorgprofiel wordt indien nodig aangepast. Met toestemming van de cliënt kan ook de zorgverlener een herindicatie aanvragen.

Meer informatie over indicatiestelling en zorgprofielen

Eigen bijdrage

De Wlz kent een eigen bijdrage. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van leeftijd, het gezinsinkomen en de gezinssamenstelling. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) berekent de eigen bijdrage en stuurt ook de rekening. Als de cliënt thuis woont is de eigen bijdrage lager dan wanneer de cliënt opgenomen is in een zorginstelling.

Zorg thuis vanuit de Wlz

Door de Wlz gefinancierde zorg kan een cliënt zowel in een instelling als thuis ontvangen. Dat kan op drie manieren: via een Volledig Pakket Thuis (VPT), een Modulair Pakket Thuis (MPT) en een Persoonsgebonden Budget (Pgb). Ook als er nog geen plek in het verpleeghuis naar keuze is en de cliënt op een wachtlijst staat is het mogelijk dat de cliënt thuis zorg krijgt; dat noemen we ‘overbruggingszorg’. Die overbruggingszorg wordt geregeld door het verpleeghuis van keuze of door het Zorgkantoor. Overbruggingszorg kan tijdelijk meer uren omvatten dan dat in het zorgprofiel is opgenomen en is beschikbaar tot aan de opnamedag.

Volledig Pakket Thuis (VPT)

Als de cliënt thuis wil blijven wonen, maar wel intensieve zorg in de nabijheid c.q. 24 uurs toezicht nodig heeft kan dat via een Volledig Pakket Thuis (VPT). De cliënt ontvangt dan alle zorg die hij ook in een instelling zou krijgen. Dit wordt gefinancierd vanuit de Wlz. Het gaat om zorg, zoals beschreven in het door het CIZ geïndiceerde zorgprofiel, inclusief eten, drinken, schoonhouden van de woonruimte en dagbesteding.

De cliënt betaalt zelf de kosten voor huisvesting, de gebruikelijke eigen voorziening (was, energie, etc.) en de laatste zorg na overlijden. Daar staat tegenover dat de eigen bijdrage lager is dan wanneer de cliënt in een instelling zou verblijven. Alle zorg wordt door één zorgaanbieder geleverd. De cliënt maakt afspraken met de zorgaanbieder over welke zorg hij/zij wil, en wanneer de zorgverlener komt. Die afspraken staan in het zorgplan.

Meer informatie over het VPT

Modulair Pakket Thuis (MPT)

Als de cliënt thuis wil blijven wonen, maar wel intensieve zorg c.q. toezicht nodig heeft kan dat ook via een MPT. Ook dit wordt gefinancierd door de Wlz. De cliënt krijgt dezelfde zorg en begeleiding als in een zorginstelling. Met een MPT kiest de cliënt welke onderdelen van het zorgpakket hij/zij wil ontvangen. Hij kan ook bepaalde zorg niet kiezen. Bijvoorbeeld omdat hij/zij zorg zelf wil inkopen met een pgb.

Bij een MPT gaat het om zorg, zoals beschreven in het door het CIZ geïndiceerde zorgprofiel, inclusief schoonhouden van de woonruimte en dagbesteding. De cliënt betaalt zelf de kosten voor huisvesting, de gebruikelijke eigen voorziening (was, energie, etc.) en de laatste zorg na overlijden.  Daar staat tegenover dat de eigen bijdrage lager is dan als hij/zij in een instelling zou verblijven. Bij een MPT betaalt de cliënt ook zelf de kosten voor eten en drinken. Dat laatste is bij een VPT niet het geval. De cliënt krijgt zorg van één of meerdere zorgaanbieders thuis en spreekt met hen af welke onderdelen - modules - van de Wlz-zorg hij wil afnemen. Die afspraken staan in het zorgplan.

Meer informatie over MPT

Persoongebonden Budget (pgb)

Ook binnen de Wlz kan een cliënt gebruik maken van een pgb. Hij kan dan zelf bepalen wie hem/haar helpt. Pgb wordt aangevraagd bij het Zorgkantoor. Bij een pgb sluit de cliënt zelf contracten af met zorgverleners. De volgende zorg kan worden gegeven vanuit een pgb-budget:

  • verpleging
  • persoonlijke verzorging
  • begeleiding
  • huishoudelijke hulp
  • logeeropvang.

Het zorgkantoor stelt de volgende voorwaarden aan een pgb budget:

  • de zorg die ingehuurd wordt moet kwalitatief goed zijn;
  • met het zorgkantoor is besproken waarom een pgb geschikt is voor de cliënt;
  • de cliënt schrijft in een budgetplan welke zorg hij inkoopt, en bij welke zorgverlener(s);
  • de cliënt sluit met elke zorgverlener een zorgovereenkomst af: een contract - de Sociale Verzekeringsbank (SVB) geeft hierover meer informatie;
  • bij elke overeenkomst maakt de cliënt een zorgbeschrijving - het Zorgkantoor geeft meer informatie over een dergelijke zorgbeschrijving;
  • de cliënt mag een vertegenwoordiger aanwijzen die het pgb voor hem/haar beheert - soms is dat verplicht.

Het zorgkantoor bekijkt of de aanvrager aan de hierboven genoemde voorwaarden kan voldoen en kan besluiten dat de cliënt alleen een PGB-Wlz krijgt als er iemand is die hem/haar ondersteunt. Bij ZZP VV 4 tot 7 of VG 4 tot 8 is het altijd wettelijk verplicht dat er iemand is die de cliënt ondersteunt bij zowel de administratieve verplichtingen als bij de regie over het zorgproces.

Dit heet Gewaarborgde Hulp. De Gewaarborgde Hulp kan de wettelijk vertegenwoordiger zijn, maar het kan ook iemand anders of een organisatie zijn.

Links voor meer informatie over de Wlz en pgb

Extra zorg

Het CIZ bepaalt met het zorgprofiel het pakket aan zorg waar een cliënt recht op heeft. Deze zorgprofielen zijn voor bijna 99% van de mensen voldoende passend. Voor een kleine groep mensen is het zorgprofiel niet passend of toereikend en is er de mogelijkheid om extra zorg te krijgen.

Meerzorg

Het doel van de regeling meerzorg is het financieren van de zorg voor mensen die een zorgbehoefte hebben die minimaal 25% hoger is dan de zorg waar zij op basis van het best passende zorgprofiel aanspraak op hebben. De meerzorgregeling kan ingezet worden bij mensen met een complexe zorgvraag in de gehandicaptensector, de verpleging en verzorging sector en in de langdurige geestelijke gezondheidszorg. Meerzorg kan zowel thuis als in een instelling ontvangen worden.

Extra Kosten Thuis

De regeling EKT maakt het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden zorg thuis te ontvangen, ook al zijn de kosten voor die zorg hoger dan in een instelling. Het zorgbudget kan met de regeling EKT opgehoogd worden tot maximaal 125%. Deze regeling is voor mensen die zorg via een MPT of PGB budget ontvangen. Echter zijn er wel een aantal specifieke voorwaarden aan het EKT verbonden (zie factsheet ‘Extra zorg in de Langdurige Zorg’ (NZA)). Wanneer mensen al gebruik maken van de regeling Meerzorg, Persoonlijk Assistentie Budget of palliatief terminale zorg, komen zij niet meer in aanmerking voor EKT.

Persoonlijk Assistentiebudget (PAB)

Het PAB maakt het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om thuis te wonen, ook al zijn de kosten voor de zorg thuis hoger dan in een instelling. Deze opslag is bedoeld voor volwassenen die volledig eigen regie hebben over hun leven, maar een zeer zware lichamelijke beperking hebben en die vanuit medisch oogpunt zijn aangewezen op permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in directe nabijheid om levensbedreigende situaties te voorkomen. Met een extra budget wordt het mogelijk dat deze cliënten zelfstandig kunnen wonen en deelnemen aan de samenleving. Kijk voor de aanvullende voorwaarden op de factsheet ‘Extra zorg in de Langdurige Zorg’.

Toeslagen

Toeslagen zijn bedoeld voor mensen met een specifieke aandoening die meer specialistische zorg of deskundigheid nodig hebben dan op basis van het voor hen geïndiceerde best passende zorgprofiel. Er zijn toeslagen mogelijk voor:

  • gespecialiseerde epilepsiezorg
  • chronische invasieve beademing
  • klinische intensieve behandeling of
  • niet strafrechtelijke forensische psychiatrie

De toeslagen zijn van toepassing op cliënten die in een zorginstelling verblijven maar ook voor thuiswonende cliënten.

Palliatief terminale zorg

Palliatief terminale zorg is de zorg in de laatste levensfase. De levensverwachting van je cliënt is dan korter dan drie maanden. Ook als de cliënt niet binnen drie maanden overlijdt kan hij / zij aangewezen blijven op palliatief terminale zorg. Het maakt daarbij niet uit welk zorgprofiel is vastgesteld of welke leveringsvorm de cliënt heeft gekozen.

Het kan zijn dat extra zorg nodig is boven op het gebruikelijke pakket aan zorg of dat het pgb op verzoek van de cliënt wordt verhoogd. In het laatste geval is een terminaliteit verklaring van de (huis) arts nodig. Palliatief terminale zorg vindt zowel plaats in een instelling als thuis. Voor een compleet overzicht van de extra zorgregelingen verwijzen wij je naar de factsheet van de rijksoverheid: “Extra zorg in de Langdurige Zorg’ en de website van het Nederlands Zorginstituut.

De informatie op deze pagina is grotendeels gebaseerd op het onderzoek dat VKI heeft uitgevoerd onder zorgverleners en experts, informatie van de rijksoverheid, het Zorginstituut Nederland, www.regelhulp.nl en VWS, www.informatielangdurigezorg.nl. Verder is gebruik gemaakt van informatie van het CAK, het CIZ, de SVB, Actiz, V&VN en zorgverzekeraars/zorgkantoren.

De informatie op deze website is volledig herzien in januari 2021.

20151210-142809

Grensvlakken tussen wetten

Grensvlakken tussen wetten

Wijkverpleegkundigen zijn voor het organiseren van de zorg voor hun (veelal oudere) cliënten aangewezen op drie belangrijke zorgwetten, te weten de WLZ, de Zvw en WMO. Het werken met deze drie verschillende wetten (ook wel schotten in de financiering genoemd) leidt nog wel eens tot vraagstukken of dilemma’s. In de beschrijving hieronder wordt een aantal knelpunten benoemd. Ook zijn websites toegevoegd met informatie over de grensvlakken tussen de verschillende wetten.

Grensvlakken tussen Zvw en Wmo

Uit het onderzoek van VKI blijkt dat zorgverleners het niet altijd gemakkelijk vinden dat de zorg voor hun cliënten door twee wetten geregeld wordt. Zo noemen zij o.a. de volgende punten (willekeurige volgorde):

  1. De indicatie voor de Wmo wordt door de gemeente gedaan; voor de Zvw door de wijkverpleegkundige. De indicatiestelling voor de cliënt wordt dan door twee personen gedaan: de wijkverpleegkundige en iemand van de gemeente;
  2. Een tweede complicerende factor van de huidige regeling is dat de uitvoering van de Wmo per gemeente kan verschillen. De Wmo kent een eigen bijdrage, die door de gemeente wordt vastgesteld. Die kan dus per gemeente verschillen. De Zvw kent echter alleen het eigen risico, dat voor iedereen gelijk is;
  3. Als derde worden de grijze gebieden tussen beide wetten genoemd. Wijkverpleegkundigen noemen heel vaak het ondersteunen bij voeding. Zo wordt de zorg gefinancierd vanuit de Wmo als de cliënt hulp nodig heeft bij het eten. Zo kan hij/zij zelfstandig blijven wonen als de gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociale netwerk, niet voldoende is. De Zvw is juist weer aan de orde in meer complexe situaties, bijvoorbeeld als de cliënt hulp nodig heeft om het eten in de mond te brengen of als er een hoog risico is op verslikken;
  4. Een vierde factor is dat er soms meerdere zorgverleners bij de cliënt komen, omdat de gemeente samenwerkt met een andere zorgorganisatie;
  5. Tot slot beschouwt de gemeente de Wlz als een ‘voorliggende voorziening’ en wil soms dat daar een indicatie voor wordt aangevraagd als zij de benodigde  zorg te intensief vindt. Voorliggend wil zeggen dat de gemeente een Wmo-aanvraag niet in behandeling hoeft te nemen als de cliënt aanspraak kan maken op de Wlz. Ook kan de gemeente de ondersteuning stoppen als dit het geval is. In de praktijk komt het er op neer dat de gemeente de ondersteuning pas stopt als deze wordt overgenomen door de WLZ.
  6. Om terugval in uren (de zogenaamde zorgval) te voorkomen zijn vanaf 2018 een aantal maatregelen ingezet, waardoor tijdelijk of langdurig gebruik kan worden gemaakt van extra budget of extra zorguren. Zie voor meer informatie over extra zorg de pagina over Wlz op deze website: https://www.vankleefinstituut.nl/project-paginas/wet-langdurige-zorg/

Van belang is in elk geval dat de wijkverpleegkundige investeert in het contact met de Wmo consulent, het sociale wijkteam of de gemeenteambtenaar. Bij het indiceren kijkt de wijkverpleegkundige immers ook naar de ondersteuning die de cliënt nodig heeft en ondersteunt zij de cliënt bij het aanvragen van de financiering voor ondersteuning en begeleiding bij de gemeente. Bij een goede samenwerking tussen wijkverpleegkundige en de WMO consulent, kan samen worden opgetrokken in de organisatie van zorg en ondersteuning aan de cliënt. Zo kan een gezamenlijk keukentafelgesprek gevoerd worden of wordt cliëntinformatie uit de intake van de wijkverpleegkundige direct overgenomen voor de WMO aanvraag. Dat biedt gemak voor de cliënt (maar één gesprek), werkt efficiënt en leidt tot samenhang in de zorg en ondersteuning.

Grensvlakken tussen Zvw en Wlz

In het onderzoek van VKI worden 3 thema’s benoemd bij de grensvlakken tussen de Zvw en de Wlz:

  1. De overgang van Zvw naar Wlz: zorgverleners worstelen met de overgang van de zorg van een cliënt van de Zvw naar Wlz: wanneer moet dat precies? Het criterium is dat een cliënt 24 uurs toezicht in de nabijheid nodig heeft, maar de zwaarte van de zorg en het aantal uren zorg dat nodig is, spelen ook een rol in de besluitvorming. Daarnaast zijn de eigen bijdrage en het urenplafond binnen de Wlz ook bepalend bij het al dan niet aanvragen van een Wlz indicatie (zie verder);
  2. Het urenplafond in de Wlz: als cliënten overgaan van de Zvw naar de Wlz krijgen cliënten te maken met een maximum aantal vergoede zorguren. In de praktijk betekent dit dat het mogelijk is dat cliënten met een zwaardere zorgvraag (24 uurs toezicht), minder uren zorg toebedeeld krijgen vanuit het zorgzwaartepakket WLZ dan als ze vanuit de Zvw waren gewend. Om deze zorgval te compenseren wordt vanaf 2018 een pakket van maatregelen ingezet. Zie voor informatie over extra zorg vanuit de WLZ op pagina….
  3. De eigen bijdrage in de Wlz: Een groot verschil tussen de Zvw en de Wlz is de eigen bijdrage die wel geldt voor de Wlz, maar niet voor de Zvw. Dit kan een reden zijn voor cliënten om geen indicatie voor de Wlz aan te vragen, ofschoon dat soms op basis van de zorgbehoefte wel zou moeten. Deze terughoudendheid zien we bij zowel de familie als de zorgverleners. Het wordt ook als oneerlijk ervaren dat het over te stappen naar de Wlz voor de cliënt veel meer kosten met zich meebrengt.

Voor vragen en het bespreken van knelpunten rondom de overgang of uitvoering van de WLZ zorg kan de wijkverpleegkundige terecht bij de zorgconsulent WLZ van het Zorgkantoor in de regio.

Belangrijke documenten rondom dit thema:

De informatie op deze pagina is grotendeels gebaseerd op het onderzoek dat VKI heeft uitgevoerd onder zorgverleners en experts, informatie van de rijksoverheid, het Zorginstituut Nederland, www.regelhulp.nl en VWS, www.informatielangdurigezorg.nl. Verder is gebruik gemaakt van informatie van het CAK, het CIZ, de SVB, Actiz, V&VN en zorgverzekeraars/zorgkantoren.

De informatie op deze website is volledig herzien in januari 2021.

beeldbellen-algemeen-hero

E-learning Wetgeving en Financiering Ouderenzorg

De module

VKI en& LOCOmotion hebben in 2015 met subsidie van ZonMw een (Fre)e-learning module over de wetgeving en de financiering van de ouderenzorg gemaakt. De module is al door veel wijkverpleegkundigen en andere zorgprofessionals gebruikt om hun kennis rondom wet en regelgeving uit te breiden en te toetsen. De inhoud van de module is recent geactualiseerd naar de laatste inzichten rondom wetgeving in de ouderenzorg (2021).

Open de e-learning module

Goed nieuws!

V&VN heeft de accreditatieaanvraag voor de E-learning module 'Wetgeving en financiering ouderenzorg' goedgekeurd! Het gaat om 1 punt. Als je de module hebt gehaald kun je nu kiezen voor: - een V&VN accreditatiepunt (€ 4,- administratiekosten, te betalen via iDeal) - en/of een (gratis) certificaat.

Onderzoek wetgeving en financiering ouderenzorg

Storytelling onderzoek

Om er achter te komen waar zorgprofessionals precies tegenaan lopen is in 2017 een storytelling onderzoek gedaan onder een zestal wijkverpleegkundigen. Dit houdt in dat zorgverleners aan het woord komen over hun concrete werkervaringen.

Door het in kaart brengen van hun verhalen (oprechte ervaring) krijgen we een inkijkje in hun dagelijkse praktijk: wat motiveert en frustreert de zorgverlener, wat werkt goed en welke belemmeringen komen ze tegen? De resultaten daarvan zijn aan een groep zorgverleners en experts op het gebied van wetgeving in de ouderenzorg voorgelegd, op basis waarvan de e-learning module en deze website gemaakt zijn.

De resultaten van het onderzoek zijn samen te vatten aan de hand van de volgende thema’s:

  1. Schotten tussen wetten;
  2. Overlap tussen de Zvw en de Wlz;
  3. Overlap tussen de Zvw en de Wmo (waaronder voeding);
  4. Onduidelijkheid over dementiezorg/casemanagement;
  5. Verschillen tussen Wlz en Zvw bij palliatieve zorg;
  6. Administratieve druk van zorgverleners.

Lees meer in de samenvatting onderzoek wetgeving ouderenzorg

Zorgverleners en experts over financiering ouderenzorg

Filmpjes

Met subsidie die VKI won bij een prijsvraag van ZonMw heeft VKI filmpjes gemaakt over vragen die zorgverleners hebben bij de nieuwe financiering van de ouderenzorg.  Door experts wordt op deze ervaringen gereageerd: waarom is de wet zoals hij is? En wat kun je doen om je cliënt toch goed te helpen? De filmpjes zijn nu beschikbaar via de website van VKI en geven goed inzicht in vragen en antwoorden van zorgverleners en experts.

Daarbij heeft Pauline Arts ook een blog geschreven over de mogelijkheden van meerzorg als een cliënt geïndiceerd is voor de Wlz maar het aantal uren zorg is niet voldoende. De filmpjes kunnen met bronvermelding gebruikt worden voor onderwijsdoeleinden.

Klik hier voor de filmpjes en de blog.

e-learning-handhygiene-hero

Uitdagende casuïstiek

Introductie

We horen vaak van zorgverleners verhalen over cliënten waar het niet altijd even eenvoudig is om te bepalen onder welke wet de benodigde zorg valt. Maar ook over zorg die wel gegeven wordt, maar die misschien met hulp van mensen uit het welzijnswerk ook op een andere manier opgelost zou kunnen worden. Denk aan elke dag steunkousen aantrekken, omdat iemand anders helemaal geen mensen meer ziet. En diegene kan het misschien met het goede hulpmiddel ook wel zelf.

Zouden we het mogelijke eenzaamheidsprobleem niet ook op een andere manier op kunnen lossen als we er niet door een zorgbril, maar door een welzijnsbril naar kijken? Met Sjef van der Klein en Marieke Dooremalen hebben we hier in het project Twinning Extended naar gekeken. Meer lezen.

Het concept van Positieve Gezondheid helpt ook om op een andere manier naar zorg en welzijn te kijken. Meer lezen? Klik op 'Verslag en informatie conferentie Positieve Gezondheid'.

Casussen

We hebben een aantal casussen verzameld waarbij we je steeds uitdagen om vanuit meerdere kanten naar een situatie te kijken en ook out of the box te denken. Praat daar eens over met je team of collega wijkverpleegkundigen. Of neem het initiatief om contact te zoeken met de welzijnswerker in je wijk. We laten de antwoorden expres in het midden.

Heb je zelf een interessante casus? Stuur hem dan naar info@vankleefinstituut.nl. Succes!

De casussen zijn verzameld in scholingen en het project Twinning Extended van de Hogeschool Rotterdam. ©Irene Baten/VKI. De informatie over samenwerken met sociaal domein is gebaseerd op informatie Sjef van der Klein/Marieke Doormalen. De informatie over Positieve Gezondheid is gebaseerd op de conferentie Positieve Gezondheid van VKI en IPH.

Partners